Het boek zet je gewone alledaagse denken behoorlijk op z’n kop. Je leest het niet zomaar even door (omdat je toch niks anders te doen hebt). Ik kan het boek nauwelijks nog aan anderen uitlenen: het staat vol met onderstrepingen, aantekeningen, opkomende gedachten. Het is voor mij een echt werkboek geworden, lezen, herlezen en weer nieuw onderstrepingen: mijn alledaagse geest wordt eens flink opgeschud, de versluiering daarvan wordt doorzichtiger en jarenlang ingesleten denk- en gedragspatronen liefdevol onderkend. Het boek is een verademing, zoiets van: nu ken ik je weer... mijn geest in zijn ware aard. Maar ik ben gewaarschuwd om weer niet opnieuw in de valkuil van een nieuwe vermeende identiteit terecht te komen. En dan brengt de regelmatige innerlijke stilte me weer terug in het Zijn, dat niets dan liefde is, nauwelijks of niet gericht en onbaatzuchtig.