Geschreven bij Homo Deus
Na in Sapiens de geschiedenis van de mensheid beschreven te hebben richt Harari zich in Homo Deus op de toekomst. Het is in dezelfde vlot leesbare, beetje brutale no-nonsense maar ook vaak kort door de bocht stijl geschreven. Hij borduurt voort op wat hij in Sapiens al aangaf: de mens heeft als enige diersoort het vermogen om in bewustzijn intersubjectieve metaverhalen te verzinnen waar iedereen in gelooft, en zo niet alleen mensen te verbinden tot een intensief samenwerkend geheel van gespecialiseerde individuen, maar voor die individuen ook betekenis te geven aan het bestaan.
Hij beschrijft de geschiedenis als een ontwikkeling van animisme (na de cognitieve revolutie in de prehistorie) waarin de mens een van de vele spelers was in een bezielde natuur, naar het monotheisme (ten tijde van de agrarische revolutie) waarin de mens op een voetstuk stond tegenover een natuur die men kon aanpassen en gebruiken en waarin God zorgde voor zingeving, naar de nieuwste religie: humanisme (met de industriele en wetenschappelijke revolutie) waarin God vervangen werd door de Mens, die voortaan zijn eigen zin schept, niet alleen voor zichzelf maar voor het hele universum. De gevoelens en de vrije wil van Homo Sapiens zijn maatgevend voor alles.
Tegelijkertijd biedt de technologische vooruitgang ons de mogelijkheid om ultieme doelen te realiseren, namelijk onsterfelijkheid, geluk en goddelijke almacht, waarmee de mens zelf een soort God wordt. Vandaar Homo Deus.
Er is echter iets dat roet in het eten gooit. Dezelfde wetenschap die een goddelijke toekomst mogelijk maakt ondermijnt niet alleen God maar ook de mens zelf en zijn humanisme. Evolutie en neurologie zeggen namelijk dat het zogenaamde vrije individu niets anders is dan een fictie geproduceerd door biochemische reacties die algoritmes uitvoeren die bepaald worden door de natuurwetten. Vrije wil bestaat dus niet. Onze gevoelens en ons denken zijn niet vrij maar het resultaat van biochemie. Dat betekent dat ze ook aanpasbaar en maakbaar zijn, in verbeterde versies, met ander materiaal. De liberale humanistische religie zal dan, na nog geen 300 jaar, vervangen worden door een techno-religie: Dataisme, gebaseerd op het nu al heersende wetenschappelijke dogma dat leven niet meer dan informatieverwerking is. Dat betekent dat biogenetica, nanotechnologie en kunstmatige intelligentie de mensheid onherkenbaar zullen veranderen. Homo Deus wordt vervangen door almachtige superintelligenties 'levend' in genetwerkte algoritmes, wellicht zonder bewustzijn, want wat dat is en hoe het ontstaat is een raadsel. Wat is eigenlijk het nut ervan? Dingen als zin, betekenis en waarden verdwijnen in dit wetenschappelijke paradigma als sneeuw voor de zon.
Harari noemt dit niet voor niets een dogma, en niet het resultaat van onderzoek. De clue komt aan het eind. Hij eindigt zijn boek met enkele prangende vragen, waarvan hij hoopt dat die zijn wat uiteindelijk bij de lezer blijft hangen, ook al vergeet hij de rest van het boek: is het eigenlijk wel zo dat organismen algoritmes zijn, en wat is beter: intelligentie of bewustzijn?
In het begin van het boek wijdt Harari een lang hoofdstuk aan de vraag wat bewustzijn is en aan neurologen die dat onderzoeken, en concludeert dat het nog steeds een compleet raadsel is. Zijn eindconclusie in de vorm van bovenstaande vragen maken van zijn boek een lang en interessant reductio ad absurdum argument. Als het huidige dogma dat een levend wezen niets meer is dan een biochemisch algoritme waar is leidt dat tot een absurde toekomst van zielloze algoritmes die zinloos blijven doordraaien (want er is immers niemand meer om er zin of betekenis aan toe te kennen), klopt dat dogma dan eigenlijk wel? Is dat werkelijk hoe het universum in elkaar zit? Wat als bewustzijn geen bizar onverklaarbaar bijverschijnsel is van bepaalde biochemische processen maar een fundamenteel bestanddeel van het universum? Wie weet komt dat in zijn volgende boek.