Ik heb dit boek op zichzelf met interesse en het nodige plezier gelezen. Landsman schrijft over de rol van het toeval in wetenschap (quantummechanica is hier met name relevant en natuurlijk de evolutietheorie) en filosofie. Omdat Landsman hoogleraar mathematische fysica is kun je het gedeelte over het toevalsbegrip in de wetenschap (hij behandelt dus natuurkunde en evolutiebiologie) wel aan hem overlaten: hij is zeer goed op de hoogte van fysica en beschrijft dat goed en heeft zich als niet-bioloog heel goed verdiept. Wat dat gedeelte betreft: niets dan lof voor dit boek.
Echter, er gaat ook het nodig mis in dit boek. Allereerst vecht Landsman in dit boek een conflict uit met religies in het algemeen en vooral met het hem bekende katholicisme, dat afbreuk doet aan dit boek omdat dit levensbeschouwelijk van aard is en dit vooral veel over Landsman zelf zegt. Bij dit conflict gaat Landsman uit van het onjuiste idee dat religies ons feitelijke verklaringen over de wereld bieden/willen bieden en daarmee een concurrent van de wetenschap zijn. Dat is niet het geval, al hebben religies die indruk uiteraard in de loop der tijd soms wel gewekt maar aan die pretentie kunnen zij vanuit hun aard niet voldoen: religies als het jodendom en christendom ontstonden namelijk in een prewetenschappelijke context van profeten in een orale cultuur. Natuurlijk probeerden zij een antwoord te formuleren op levensvragen (waarom zijn we hier?) maar dit gebeurde niet op wetenschappelijke wijze, eenvoudigweg omdat ze die kennis/methoden niet bezaten. Het ging in deze premoderne context vooral om betekenis, om metafysica en daarover gaat de wetenschap nu net weer niet. Landsman hoeft dus geen conflict uit te vechten. Een tweede punt van bezwaar is dat Landsman niet goed definieert (1) wat de moderne wetenschap precies is/doet (2) wat de wetenschappelijke methode kan en niet kan (inherente beperkingen, bijv. op het gebied van normativiteit) en (3) ook geen oog heeft voor het feit dat wetenschap, net als religie, evolueert: theorieën worden losgelaten, vervangen etc. Een volgend kritiekpunt is dat Landsman niet altijd helder argumenteert: het is niet altijd te volgen hoe hij tot zijn conclusie komt. Bijv. p. 98 en 99 over finetuning gaan heel snel en dat geldt ook voor de invulling van vrije wil. Een slotpunt van bezwaar is dat Landsman in dit boek onnodig veel uitweidt over persoonlijke gebeurtenissen in zijn leven: dat maakt het boek wat luchtig maar soms ook irritant. Tot slot: voetnoten niet achterin het boek plaatsen maar graag onderaan de pagina, zeker nu het voetnoten met veel aanvullende info betreft, zoals hier. Je wilt dan direct kunnen doorlezen. Al met al een goed boek dat vooral ook veel over Landsman zelf zegt.