De hoofdrolspeeltster is een zgn. xenobiologe, een wetenschapper die sporen van buitenaards leven onderzoekt. Op een dag stuit ze op een onderaardse grot en wordt ze 'besmet' met een buitenaards virus dat zich als een tweede huid om haar heen kapselt en een symbiose aangaat met haar lichaam. Vervolgens worden er ruimteaanvallen getriggerd door octopus-achtige wezens (doet me denken aan het ontzetend langdradige boek van Adrian Tchaikovski, Children of Ruin) en nachtmerrie-achtige wezens. De xenobiologe gaat een verbond aan met een groepje eigenzinnige ruimtepiraten die heel veel regels overtreden. Typisch Amerikaanse cultuur en dialogen alsof ze zo uit een Hollywoodfilm komen. De xenobiologe en haar buitenaardse virus blijken een cruciale rol te spelen in deze oorlog die een groot deel van het heelal omvat dat door aardbewoners is geoloniseerd. Handig om te weten dat achterin het boek een heleboel termen en afkortingen worden verklaard, zoals FTL = faster than light. Zoals gebruikelijk in dit soort boeken, worden er op lange ruimtereizen astronauten ingevroren om de tijd te overbruggen van de reis. Het is een dikke pil waar geen eind aan lijkt te komen. De ene plottwist na de andere wordt uit de mouw geschud en het is lastig om alles te onthouden na zoveel honderd bladzijden. De schrijver slaagt er wel in om een samenhangend verhaal te schrijven en alles bij elkaar te laten komen. Gezien het einde verwacht ik wel dat er een vervolg komt. Al met al een spannend maar erg lang verhaal.