‘Strafkind’, met als ondertitel ‘Gevangen bij de nonnen’, is de titel van deze roman die door Wieke Hart is geschreven. Ze schreef dit gruwelijk, ontroerende verhaal naar aanleiding van een bericht over de ontdekking van honderden babylijkjes in een klooster in Ierland. In de opvanghuizen van dezelfde zusters, Zusters van de Goede herder, in Nederland zaten duizenden meisjes opgesloten. Ze verrichtten dwangarbeid in wasserijen en naaiateliers en werden misbruikt en vernederd. In het tweede deel interviewt Maria Genova veel slachtoffers die voor het eerst hun schrijnende verhaal vertellen. Zelfs hun eigen kinderen wisten hier niet vanaf, ze durfden dit niet te vertellen.
Het eerste deel in ‘Strafkind’ is het schrijnende verhaal van Erin die jarenlang bij de nonnen heeft gewoond, eerst in Ierland, later in Nederland. Op middelbare leeftijd trouwde ze met de Limburger Peter de Becker. Haar man raakt aan een kant verlamd en de zorg is erg zwaar voor Erin. Uiteindelijk kan ze het allemaal niet meer aan en belandt door een gruwelijke daad in de gevangenis. Erins verhaal wordt afgewisseld met het verhaal van Damian, de gevangenis psycholoog die Erin behandeld. Ook hij heeft een moeilijke jeugd gehad en ondervindt daar nog dagelijks de gevolgen van.
‘Strafkind’ is een verhaal dat je aangrijpt en niet meer loslaat. Verschrikkelijk wat deze meisjes allemaal moesten doorstaan, en waarom, dat wist niemand ze te vertellen. De schrijfstijl is boeiend, het heden en het verleden wisselen elkaar af in deze roman. Afschuwelijk om in het verleden te duiken en mee te maken wat de hoofdpersonen al die jaren hebben moeten doorstaan.
‘Ze loopt op jonge benen blootsvoets tussen donkere bomen met zware kruinen over een smal pad dat leidt naar de kloostermuur. Een struik ontneemt het zicht op een put. Doornen halen haar vingers open, maar het deert haar niet. Ze denkt aan de talloze kinderen waar niemand op zat te wachten. De kleine juten zak in haar armen, die als lijkkistje dienstdoet, weegt nog minder dan een halfgevulde emmer. Ze drukt het pakketje een moment stevig tegen zich aan en licht de putdeksel op. ‘Dag dappere Gaby,’ fluistert ze en drukt een kus op de juten zak. Met een plof valt de last op de bodem van de diepe put.’
In deel twee van ‘Strafkind’ lees je stukjes van de gesprekken die Maria Genova had met de slachtoffers. Misbruik, mishandeling en uitbuiting waren orde van de dag.
‘Bij de zusters van de Heilige Vincentius moest ze vooral veel eten en bidden. Maar ze kon haar havermout nooit helemaal opeten. De zusters hadden geen medelijden met de zesjarige opstandeling: ze moest elke dag met haar bord op de gang en op haar knieën op de tegels zitten, net zolang tot ze alles opat. Negen maanden lang had ze elke dag urenlang op haar knieën doorgebracht. Als ze spuugde, moest ze haar eigen kots van de grond opeten.’
Met ingehouden adem heb ik de stukjes gelezen. Ze ontroeren en maken je boos, ik heb nooit geweten dat er zulke dingen in kloosters speelden. Schokkend dat het helemaal nog niet zo lang geleden is dat dit alles plaats vond. Heel goed dat dit verhaal nu naar buiten is gebracht. In het dankwoord wordt gevraagd om deze roman door te geven, zodat zo veel mogelijk mensen dit verhaal lezen, als eerbetoon aan de vrouwen die zo geleden hebben. Mijn exemplaar is inmiddels doorgegeven.
‘Strafkind’ is een roman waarvan je de koude rillingen krijgt. Maar zeker een roman die je moet lezen. Ik waardeer hem dan ook met 4,5*