Wie eerder al iets las van Els Florijn, weet ongeveer wat hij of zij kan verwachten in haar boeken. Meestal een hoofdpersoon verwikkeld in tragische gebeurtenissen waarin je als lezer wordt meegevoerd aan de hand van een strakke opbouw van het verhaal. Ook in De engelen van Elisabeth is hiervan sprake.
De hoofdpersoon Elisabeth wordt op een zekere dag opgehaald voor onderzoek naar aanleiding van het sterven van haar jongste dochtertje, kort na de geboorte. Ze wordt opgenomen in een gesticht voor krankzinnige vrouwen, waarin zij de komende jaren zal verblijven. Het is een harde en meedogenloze wereld in een tijd waarin de psychiatrie nog in de kinderschoenen stond, we spreken namelijk over de 19e eeuw. De zusters zijn nauwelijks opgeleid om deze patiënten te verzorgen en er is geen sprake van empathie of begrip voor de vrouwen. In deze kille atmosfeer probeert Elisabeth er alles aan te doen om nog een keer haar zoontje Jan terug te zien, die zij noodgedwongen moest achterlaten op het moment dat zij werd opgehaald. Haar innerlijke worsteling om ondanks de mensonwaardige omstandigheden zichzelf te blijven en de hoop niet te verliezen, wordt door Els Florijn invoelend en fijnzinnig beschreven in sobere bewoordingen.
De hoofdpersoon Elisabeth brengt vanaf haar kinderjaren de dagen door met het maken van prachtig kantwerk, waar zij en haar moeder de kost mee verdienen. Het fijne en lichte kantwerk dat onder haar kunstzinnige vingers tot stand komt, staat in schril contrast met de donkere en sombere sfeer in het gezin die veroorzaakt wordt door haar vader. Hoewel haar moeder graag wil dat ze naar school zal gaan en een opleiding krijgt, zal ook Elisabeth uiteindelijk in net zo'n liefdeloos huwelijk terechtkomen als haar moeder. De naargeestige sfeer van thuis en haar huwelijk hebben grote invloed op het gevoelige meisje en de jonge vrouw Elisabeth. Slechts één ding geeft haar troost in het leven, vanaf haar meisjesjaren wordt ze geïntrigeerd door verschijningen van engelen. Deze engelen bieden haar steun, nabijheid en troost op moeilijke momenten. Na het overlijden van haar twee dochtertjes biedt de gedachte dat ze spelen op de straten van het nieuwe Jeruzalem houvast in haar verdriet terwijl ze in het gesticht verblijft. De schrijfster weet de spanning rond de vraag wat de omstandigheden waren waaronder deze dochtertjes overleden goed vol te houden en dit leidt tot een verrassend einde.
Els Florijn heeft voor deze roman onderzoek gedaan naar de omstandigheden van vrouwen, die in de 19e eeuw waren opgenomen in krankzinnigengestichten. In haar nawoord beschrijft ze hoe Nellie Bly een journaliste uit die tijd undercover verslag uitbracht over de misstanden in de psychiatrie. In Nederland was het Johanna Stuten-te Gempt, die een boekje uitgaf onder de titel: Wartaal van een gek, waarin het leven in het Haagse gesticht Slijkeinde wordt beschreven. Els Florijn geeft in haar boek juist de ongeletterde arbeidersvrouwen, die niet konden schrijven een stem. De omstandigheden van die tijd waarin vrouwen (en ook mannen) leefden wanneer ze waren opgenomen in een gesticht, worden door haar beschreven in een sober taalgebruik, dat op sommige momenten poëtisch aandoet.
De engelen van Elisabeth is een goed opgebouwde roman, waarin afwisselend wordt ingegaan op de jeugd van Elisabeth en haar huidige omstandigheden in het gesticht. Door het gebruikte ik-perspectief leren we de hoofdpersoon goed kennen en krijg je als lezer een inkijkje in haar gedachten en gevoelswereld waardoor je je beter kunt verplaatsen in haar leven. Het motief van de engelen en het fijne kantwerk voorkomt dat het thema van omgaan met rouw en verlies en de psychische invloed hiervan op de hoofdpersoon een sombere en naargeestige sfeer geeft. Het lijkt erop dat Els Florijn hiermee impliciet aandacht vraagt voor de troost die kunst kan bieden evenals de hoop op het eeuwige leven ondanks de belabberde omstandigheden. De roman heeft mij na het lezen nog lang beziggehouden.